Mijn vrouw geeft al enige tijd twee Syrische kinderen les op een basisschool. Een jongetje en zijn zusje. Aanvankelijk, voor mij, de oveelste anonieme figuren uit het tableau vivant: 'Het Europese Vluchtelingenvraagstuk'. Maar mijn nieuwsgierigheid bracht snel grote nuance. Mijn onverschilligheid kreeg een genadeloze klap. Avondmaaltijden liepen uit op urenlange onderwijs-conferenties. De vraagstukken die ineens centraal stonden waren heel andere: pedagogische en didactische. Hoe communiceer jij eigenlijk met die kinderen? Hoe is de onderwijskundige kijk op zaken in hun cultuur? Zijn de lees- rekenniveaus te vergelijken? Kun je onze methodes wel1 op 1 gebruiken? Is hun woordenschat niet anders? Maar het meest indringende: hoe heten ze eigenlijk, die kinderen? Ja, en hoe schrijf je hun namen dan?
In enkele avonden was het kille Europese vluchtelingenvraagstuk getransformeerd in een vurig verlangen om twee ontheemde kinderen vooruit te helpen. Een maatschappelijke kwestie had ineens twee namen, twee lichamen en twee kloppende harten. Of eigenlijk drie, want mijn hart ging mijn hersenen overstijgen. Ik kreeg enkele woordjes in Syrisch handschrift, op lijntjespapier, van de oudste, een jaar of tien. Wonderlijke vormen.
Syrisch. Een schrift van rechts naar links, alleen bestaande uit lettergrepen. Het jongetje heeft mijn eigen naam ergens opgeschreven. In het Syrisch. Whaauw! Ik wrijf er met mijn hand over. Pure kunst. Wat schuilt er allemaal achter deze unieke potloodstrepen? Nooit meer zal ik mensen als vraagstuk ervaren. NOOIT! SH
Beschouwing
Mensen als 'vraagstuk'